Fotograferen met de Praktica-spiegelreflex-kleinbeeld-camera

Dit is een korte 'handreiking' om met de - inmiddels ouderwetse - Praktica spiegelreflex te fotograferen, in een paar stappen.



Voorbereidingen

Batterij plaatsen

Deze camera's waren al geavanceerd en hebben een lichtmeter - door de lens - in het toestel. Vandaar dat er ook een batterij nodig is. Ongeveer achter de lens zit het vakje waar de batterij in geplaatst kan worden. Origineel passend is de “V625U” knoopcel-batterij maar ook een andere wat kleinere batterij kan in nood gebruikt worden als de contacten maar goed passend worden aangebracht, bijv. met een stukje tape / aluminium-folie. Let even op dat je daarbij geen kortsluiting maakt want anders werkt het niet zo goed.

De andere benaming is de LR9. Een Alkaline 1,5 Volt knoopcel. Omdat gehoor-batterijen ongeveer dezelfde spanning leveren en de geïntegreerde lichtmeting al dermate geavanceerde elektronica gebruikte dat de spanning vrijwel geen invloed heeft op de meting is het gebruik daarvan ook geen enkel probleem. Onderweg kan je deze batterij niet overal meer krijgen, de groothandel heeft anno nu (2006) al leveringsproblemen, 10 dagen na bestelling: deze batterij komt niet zo vaak meer voor.

Schroef het kapje los, plaats de batterij, schroef dicht en klaar. De gleuf is overigens gemaakt voor een munt, een gulden of Dmark past het beste... Het batterijtje gaat meestal een paar jaar mee.

Film inleggen



Fotograferen

Lens kiezen en plaatsen

Om te fotograferen moet gekozen worden wat je op wilt nemen en hoe je dat wilt doen.

Met de huidige techniek bij compacte camera's zit er vaak een zoomlens met 'macrostand' op de camera vast welke het kiezen makkelijk maakt maar ook erg beperkt tot de mogelijke lenzen. Bij spiegelreflex is het grote voordeel dat je door de lens mee kan kijken en dat je kan wisselen van objectieven (“lenzen”).

Een objectief heeft een 'brandpuntafstand', welke bij de standaard-lens bij kleinbeeld op 50 mm staat: dit is het meest logische objectief voor deze soort film en het menselijke oog.



Wil je meer op de foto hebben (zeg maar 'breedbeeld'), dan moet je kiezen voor een 'groothoeklens'. Een vaak gebruikte groothoeklens is 28 of 35 mm. In de compacte camera's wordt overigens vaak gebruik gemaakt van een 35 mm als vaste lens: er past gewoon meer op het beeld...

Wil je een kleiner deel of iets wat verderop staat op de foto hebben, dan kies je voor een 'telelens'; je haalt het object als het ware dichterbij. In de tijd dat deze cameras gefabriceerd werden, werd voor portretten de 'portretlens' van 135 mm gebruikt.

Wil je iets heel dicht bij fotograferen, dan werk je met 'macro'. Dat kan doormiddel van een voorzetlensje of tussenringen als er niet voldoende mogelijkheden op het objectief zelf zitten. Om alles overzichtelijk te houden, is het 'vaste deel' van de camera waar de lenzen opgezet kunnen worden 'body' (lichaam) en één deel van de lenzenpartij een 'objectief'.





Een overzichtje:

Standaardobjectief 50 mm

Laat je meestal op de body zitten tenzij je wat speciaals wilt opnemen. Is zo'n 3-5 cm lang.

Bij deze Praktica's worden z.g. 'automatische lenzen' gebruikt: zodra je de ontspanknop indrukt, gaat het diafragma dicht naar de ingestelde opening - dit hoef je dus niet zelf te doen.

De objectieven hebben een scherpstelring (meestal tussen 20 centimeter en oneindig) en een diafragma-ring (bijvoorbeeld tussen de 1.8 en 22) en kunnen op de camera geschroefd worden.

Deze lens werd meestal mee-verkocht bij een camera en past ook goed in de paraattas; er zijn er ook duidelijk meer van dan nog werkende bodies... voor de Pentax heb ik er een stuk of 5 in verschillende uitvoeringen.

Groothoek (bijv. 15 / 28 / 35 mm)

Ik heb ze niet voor de Praktica, gebruik je als je foto anders 'te klein' wordt en je niet verder naar achter kunt lopen om te fotograferen. Is een stuk 'platter'.

Tele-obectieven (bijv. 75 / 100 / 135 / 200 / 400... etc.)

Als je onderwerp verder weg is of vrij klein is en je niet dichterbij kunt komen (en scherp kunt stellen), is een tele-objectief je 'verrekijker'. Des te groter je waarde, des te groter komt je onderwerp 'dichterbij'. Die vogel in de lucht bijvoorbeeld neem je vaak beter met een 100 of 200 mm objectief. 'Vroeger' waren de lenzen ook inderdaad de lengte die erbij staat; dus als je een 400 mm objectief had, had je de lensdop ook 40 centimeter voor je body zitten...

Hoe kleiner het object t.o.v. de film, hoe minder licht bij je komt; je zult dus al vrij snel te weinig licht hebben om uit de hand te kunnen fotograferen en zeker met zo'n objectief nog alles goed vast te houden. Je zult dus bij tele-objectieven vaak een gevoelige film of een statief moeten gebruiken. Een schouder-statief is vaak voldoende tot 200 mm.

135 mm was altijd de 'portretlens'. Wil je dus 'ouderwetse portretten' maken dan kies je voor een telelens met deze waarde.

Zoomlenzen

Zoom-obectieven combineren meerdere objectieven in één objectief. Je kunt dus zonder van objectief te wisselen, direct van uitsnede wisselen alsof je naar voor of achter kunt lopen. In de tijd van de praktica bestonden deze nog niet in de normale markt.

Nadeel van zoom-obectieven t.o.v. vaste lenzen is dat de lichtsterkte minder is (je houdt minder licht op de film over) en de kwaliteit wat minder is, zeker aan het einde van het bereik. Met de huidige zoomlenzen (2006) geen probleem meer in de 90-er jaren meestal nog duidelijk zichtbaar op de hoekjes bij extreme vergrotingen.

Tele-converter (bijv. 2x of 3x)

Als je tele-lens of zoomlens niet lang genoeg is kan je een converter gebruiken om de waarde te vergroten. Een heerlijk 'tussenlensje'! Met een 2x teleconverter maak je bijvoorbeeld van een 50 mm objectief een 100 mm objectief, een 80 mm objectief wordt een 160 mm en een 200 wordt een 400 mm objectief. En, dit werkt ook met zoomlenzen.

Dit allemaal met een kleine 'ring' tussen de body en het echte objectief. Nadeel: de lichtsterkte neemt verder af zodat je sneller een gevoeligere film moet plaatsen. De scherpstelling en dergelijke blijft wel hetzelfde werken. Lichtmeting door de lens, dus met voldoende licht is het nauwelijks merkbaar.

Overigens ook combineerbaar als je er meerdere hebt (ik heb er maar 1 voor de praktica): 2x3x is inderdaad ongeveer 6x, dus van een 50 mm objectief maak je een 300 mm objectief.

Zelf vind ik het het handigst om te gebruiken bij een groothoek-tele-zoomlens van bijvoorbeeld 28-80mm. Met een 2x converter heb je dan een bereik van 28 tot 160 mm met een goede lichtsterkte, met een 3x converter heb je zelfs een bereik van 28 tot 240mm wat meestal ruim voldoende is.

Overigens is de scherpstelling niet verandert, dus wel bruikbaar voor macro-opnamen maar je moet nog steeds een behoorlijke afstand houden tot je insectje en niet bewegen!

Tussenringen - voor macro-fotografie

Als je bijvoorbeeld een insect wilt fotograferen, is een telelens al snel niet handig; het geeft wel een kleinere uitsnede maar je moet op grotere afstand van een insect ook goed richten en de camera stilhouden, dit terwijl je ook nog minder licht overhoudt. Tussenringen of voorzetlensjes zijn hiervoor handiger.

De tussenringen zijn speciaal gemaakt voor de objectieven die bij deze camera horen en daarmee wordt de automatische diafragma-bediening ook meegenomen. Ik heb ze in de waarde van 11, 18, 25 en 32 mm en ze zijn ook 'stapelbaar'. Een beetje 'zoomen' is ook nog mogelijk door de ringen niet helemaal goed vast te draaien (maar let op de bediening van het diafragma).

Scherpstellen: instellen door met je lichaam dichterbij je object (bijv. insect) te komen en met de scherpstelring nog nastellen.

Voorzetlens - Macro

Hetzelfde effect als met tussenringen kan ook bereikt worden met een voorzetlensje: je schroeft dit niet tussen de body en de camera in, maar voorop het objectief. Plaatsing is daarmee wel makkelijker, de lens wordt ook niet langer. Lichtsterkte is iets minder dan met de tussenringen en combineren is minder makkelijk. Wel mogelijk is de combinatie met een voorzetlens en tussenringen.

Omdat de diameter van de lens niet altijd gelijk is, heb je overigens per lens mogelijk een andere voorzetlens nodig; een 49mm voorzetlens past natuurlijk niet op een lens met een draad 52 mm. Op de telelens past het voorzetlensje bijvoorbeeld wel en op de standaardlens niet... Tussenringen en teleconvertershoren bij de camera en passen daardoor natuurlijk altijd bij hetzelfde merk.

Filters-UV-filter

Omdat UV-licht een verkleurend effect kan hebben op je foto's in bijvoorbeeld de bergen is het mogelijk dat een sneeuwlandschap wat 'blauwig' wordt. Een UV-filter zorgt ervoor dat deze kleur licht (onzichtbaar) eruit gefilterd wordt en de originele kleuren op je foto komen. Met de nieuwere films is dit niet meer zo belangrijk, het filtertje doet meestal meer dienst als 'beschermring' voor de lens tegen krassen. Het houdt overigens ook wat normaal licht tegen zodat het in donkere omstandigheden beter is de filter los te schroeven. Ook deze is per lens verschillend.

Filters - Polarisatie-filter lineair

Een lineair polarisatie-filter is een handig hulpmiddel om schitteringen van het licht op bijvoorbeeld metalen onderwerpen of de zee meer of minder tot uitdrukking te laten komen. Alleen het licht uit een bepaalde richting wordt doorgelaten en vanuit een andere richting niet. Een kwestie van uitproberen en kijken door de lens met het filtertje erop. Met de filter voorop de lens (let op de lensdiameter...) kan je de filter draaien totdat een wolkenlucht bijvoorbeeld extra gaat spreken.

Ze bestaan ook in een niet-lineaire uitvoering welke bij bijvoorbeeld AutoFocus objectieven (latere camera's) bruikbaar zijn.

Zonnekap

Een zonnekap voorop het objectief zorgt ervoor dat licht van een andere richting (zijlicht van de zon of de flitser van boven bijvoorbeeld) niet in de lens kan vallen. Dit kan voor schitteringen en strepen zorgen. Met moderne lenzen minder storend dan met de lenzen die in de tijd van de Praktica gebruikt werden. Een hand in de richting ertussenhouden helpt ook. Zorg dat deze niet in beeld komt!

Zwart-wit-filters

Ik heb voor zwart-wit-fotografie ook nog een aantal filters waarmee de kleuren beter worden overgebracht en scherpere foto's ontstaan. Bij kleurenfilms zorgt dit voor heel speciale effecten!



Plaats de objectieven met evt. tussenringen en evt. voorzetlenzen en filters op de volgende volgorde:

Body

Teleconverter(s)

Tussenring(en)

Objectief

Voorzetlens

Filters

Zonnekap










De objectieven en ringen plaats je door het met de klok mee te schroeven en 'anticlockwise' om weer los te maken van elkaar.

Scherpstellen

Als je de lens hebt gekozen en geplaatst kan je scherpstellen op het object wat je wilt fotograferen. Stel het zo scherp mogelijk en houdt evt. rekening met de scherptediepte (zie diafragma).

Als je door de zoeker kijkt, zie je op het matglas wat scherp wordt en wat minder; in het midden zijn een paar lijntjes aangebracht waarmee je beter kan zien of een rechte lijn scherp is of niet: als er een hoek inzit is het niet helemaal scherp. Hierop kan je overigens bij tussenringen niet altijd vertrouwen, ga dan uit van je eigen ogen.



Lichtinstelling

Omdat je nooit alle mogelijkheden van licht hebt die je zou willen hebben, is het altijd een keuze maken tussen wat je scherp wilt hebben en wat juist niet. Vaak is dat wat een foto juist zo sprekend maakt! Een onscherpe achtergrond bij een portret bijvoorbeeld spreekt meer dan het zien van alle takjes van het bosje wat erachter staat. Een scherpe fietser met een bewogen achtergrond laat de snelheid zien op de foto.



In feite zijn er 2 keuze-mogelijkheden: diafragma-voorkeuze en tijd-voorkeuze.



Diaframe-voorkeuze

Tijd-voorkeuze

Dit kies je als je onderwerp 'stilstaat' en je kan kiezen wat je van je onderwerp en achtergrond nog scherp wilt hebben op de foto.

Dit kies je als je 'snel' of juist langzaam wilt fotograferen bij bewegende objecten. Een sporter scherp in beeld terwijl de achtergrond beweegt is een lange sluitertijd.

Hoe kleiner de opening van je diafragma (hoger getal), hoe meer scherptediepte ontstaat: een deel voor het object en een deel achter het object wordt scherp. Bij een diafragma van 22 is het met veel objectieven mogelijk om vanaf ong. 1 meter tot oneindig verweg scherp op de foto te laten komen, door op ong. 3 meter scherp te stellen. Op de lens is dat vaak aangegeven en door de 'scherptediepteknop' in te drukken wordt dit ook weergegeven in de zoeker.

Hoe korter de tijd, hoe minder beweging eruit de foto spreekt, hoe meer 'stilstand'. Klik op het moment dat je wilt en je bevriest het beeld. Tijd bijvoorbeeld op 1/1000e seconde.

Met een langere tijd zie je nog beweging; een foto op 1/15e van draaiende wieken bijvoorbeeld laat de beweging van de wieken onscherp zien terwijl de achtergrond scherp kan blijven.

Wil je de voorgrond scherp hebben maar de achtergrond onscherp, kies dan voor een grotere opening; bijvoorbeeld diafragma 2.8 : vrij snel na het object wordt alles wat onscherp.

Evt. meebewegen met de beweging levert mooie onscherpe achtergronden op. Hou de camera stil en je ziet het object bewegen. Bijvoorbeeld de wieken van de molen.

Als het donkerder is zul je sneller moeten kiezen voor een grotere opening (lager getal) om nog uit de hand te kunnen fotograferen zonder flitser.

Hoe donkerder, hoe sneller je moet kiezen voor een langere sluitertijd.



Deze combinatie van afwegen maakt de foto sterk of minder sterk.

Nadat je de wens hebt ingesteld, ga je de andere kant bijregelen voor voldoende en niet te veel licht.

Stel bijvoorbeeld eerst het diafragma (ring op het objectief) in op 8 zodat je een gemiddelde scherptediepte hebt van bijvoorbeeld 2 tot 5 meter.

Druk op de zwarte knop rechts van het objectief en het beeld wordt donkerder doordat het diafragma gesloten wordt, je ziet de scherptediepte en het wijzertje voor de lichtmeting. Dit wijzertje moet in het midden van het oogje wijzen. Staat het wijzertje te laag, dan moet je de tijd verlengen door de knop bovenaan de camera te draaien naar bijv. een 30e seconde; te hoog, dan moet je de sluitertijd verkorten, naar bijvoorbeeld 1/250e seconde. Deze tijd wordt aangegeven op de knop bovenaan. Bijvoorbeeld:



1000

250

125

30

15

4

1

B

flitssymbool

Hele korte tijd: 1/1000e seconde - actie bevriezen!

Een snelle actie-tijd van 1/250e seconde

Vaak gebruikte tijd bij tele-lenzen.

1/30 seconde: voor veel mensen de maximale tijd om een 50mm uit de hand te fotograferen. Ook voor flitsers met lampjes.

1/15 seconde. Prima bruikbaar met weinig licht en vaste hand.

¼ sec. Altijd met statief werken of grote kans op beweging

1 hele seconde! Statief of vastzetten. Object ook stil!

Oneindige tijd! Gebruik een statief en draadonstspanner, bijv. ½ uur in de nacht.

Geschikt voor elektronen-flitsers. 1/125 seconde op de meeste camera's. De flitser gaat af op het moment dat de hele sluiter open is.



Als je kiest voor voorkeuze met de tijd, draai je aan de diafragma-ring totdat het wijzertje in het midden van het oogje komt. Beweegt het wijzertje niet, dan is waarschijnlijk de batterij leeg of druk je niet hard genoeg op de zwarte knop.



Filmtransporteren

Gebruik de handel rechts om de film te trasporteren. Naar rechts draaien totdat je klik hoort en niet verder gaat, terugklikken. De film is nu geplaatst en de veren in de camera zijn gespannen om de foto te maken. Doe je dit van te voren, dan kan je per-ongeluk een foto maken. Ik doe dat vaak overigens wel omdat je dan sneller een foto kan maken.

De teller gaat ook een nummertje mee omhoog.

Kan je niet volledig transporteren, dan is de film vol.



Scherpstellen en afdrukken

Controleer de scherpstelling en druk op de afdrukknop.

Met de 'zelftimer' kan je ook een foto maken: draai het opwind-wijzertje naar boven, stel in (zorg dat niet teveel licht aan de achterkant in de camera kan komen) en zet de camera stevig neer (bijvoorbeeld op statief) en je kan zelf ook in het beeld meegefotografeerd worden: het knopje in het midden van het handeltje indrukken en een paar seconden later wordt de foto gemaakt. Ook handig als je niet uit de hand fotografeert.

Op de ontspanknop kan je een draadontspanner schroeven voor langere opnames in het donker met statief zodat je niet per-ongeluk de camera beweegt bij het afdrukken.



Bij het afdrukken is het belangrijk goed stil te staan of te zitten: stabiel je benen iets uit elkaar, linker-hand onder de lens, rechterhand rond de camera en armen tegen je borstkas aandrukken terwijl je kort je adem inhoudt en afdrukt. Ik kan de practica het beste vasthouden als ik de ontspanknop met m'n middenvinger indruk.



Statief

Onderaan de camera zit een soort moer voor het statief. Draai de schroef van het statief goed vast en gebruik de zelftimer of de draadontspanner om te fotograferen. Ook handig voor gebruik met schouderstatief om beter vast te kunnen houden.

De statiefschroef wordt ook gebruikt om de camera mee vast te zetten in de paraattas.





Flitser

Als het donker is, bijvoorbeeld binnen, heb je snel meer licht nodig. Nu geven de objectieven van Praktica heel veel licht door (zelfs 1.8 wat heel lichtsterk is!), maar dan nog is het vaak niet voldoende.

Er zijn meerdere flitsers en daarom ook instellingen.



Lampjesflitsers

Deze worden al lang niet meer gebruikt maar waren toen deze cameras gemaakt werden normaal: het lampje in de houder klikken, flitser op de flitsschoen bovenop de zoeker (controleren of batterijtje goed is) en de tijdsinstelling op 1/30 seconde of evt. langer. Op 1/30 is de tijd van het lampje zo dat het licht geeft terwijl de hele sluiter geopend is en dus licht valt op de hele foto. Het duurt namelijk heel eventjes voordat de flitser voldoende licht geeft en ook voordat de hele sluiter open staat.

Na het maken van de foto (voorzichtig, brand je vingers niet) het lampje weggooien; let ook op dat er geen glas splintert.

Als je nog wat meer van het omgevingslicht wilt gebruiken kan je flitsen op 1/15e seconde.



Elektronenflitsers

De moderne variant die vaak zelfs is ingebouwd in andere camera's.

Ook deze zet je op de flitsschoen van de body, maar nu stel je de tijdknop in op 'flitssymbool', de bliksem. De flits zal nu af moeten gaan op het moment dat de sluiter geopend is.

Vaak neem je ook bij deze flitsers een langere tijd, bijv. 1/60e seconden. Maar of dit bij deze camera helemaal functioneert weet ik niet zeker; heb ik niet uitgeprobeert.



Film terugspoelen en ontwikkelen

Als de film op het einde is (bijvoorbeeld 12, 24 of 36 foto's gemaakt) kan je niet verder doortransporteren (de teller geeft niet meer aan dan 36 maar er kunnen soms wel 40 foto's op een filmpje) en moet de film uitgenomen worden.

Onderaan de camera (rechts) zit een klein knopje wat je in kan drukken om de film terug te kunnen spoelen.

Als je dat hebt ingedrukt, haal je het handeltje voorzichtig omhoog van de terugspoelknop (links-boven op toestel) en kan je terugdraaien. Niet te snel!

Als de film terug in de cassette is voel je de weerstand minder worden, ga nog een paar rondjes verder en til haal de terugdraaiknop helemaal op naar boven; de achterwand kan nu geopend worden en de film uitgenomen. Doe dit nooit in het felle zonnetje!

Steek hem in een filmdoosje en houd deze lichtdicht en ontwikkel zo snel mogelijk.

Het beste is dit in een paar dagen te doen; hoe langer een foto op het rolletje wordt hoe 'vager' deze zal worden. Dit is bij moderne films overigens duidelijk minder als in de tijd toen deze toestellen gefabriceerd werden!

Nu te bedenken dat anno 2006 de films in een 'eindstadium' zitten en in een paar jaar digitaal alles vervangen heeft...







Fotograferen met Praktica-camera's E.Haak - september 2006 - 5 / 5